Artikelen

Spijt van Attachment Parenting” ‘Ik heb een monster gecreëerd.’

Spijt van Attachment Parenting

‘’Vita is niet de makkelijkste om mee te leven. Eerlijk gezegd: ze is een
regelrechte draak.’’

 

Daphne (36):

‘Ik probeer niet te zwichten, maar de tranen die opwellen in de blauwe ogen van mijn
dochter zorgen ervoor dat ik me ineens niet meer zo standvastig voel als een half
uur geleden. Wanneer ik wegkijk, hoor ik een onderdrukte snik en voordat er een
minuut voorbij is heeft mijn engeltje een full blown woedeaanval. Waarom? Omdat ik
heb gezegd dat haar vader en ik die avond uit eten gaan. Samen.

Ik draai haar mijn rug toe, want ik weet zeker dat ze anders van mijn gezicht kan
lezen dat ze terrein wint. En dat wil ik niet. Mijn man en ik hebben deze uitjes samen
echt nodig om onze relatie weer wat nieuw leven in te blazen. Dat komt door Vita,
maar eigenlijk door mij. Begrijp me goed, ik ben stapelgek op mijn dochter, maar
tegelijkertijd kan ik mezelf wel voor mijn kop slaan voor de manier waarop ik haar
heb opgevoed.’

‘Omdat ik tijdens mijn zwangerschap al wist dat Vita door medische redenen ons
enige kind zou worden, wilde ik alles uit deze ervaring halen. Maar met de
wetenschap van nu, zou ik er voor kiezen dat op een totaal andere manier te doen
dan door attachment parenting.

Om het maar even bot te zeggen: ik heb een monster gecreëerd. De eerste serieuze
twijfels ontstonden toen Vita een peuter was en ik geen nacht meer kon slapen
zonder dat mijn tepel werd ingeklemd tussen haar venijnig scherpe tandjes. Maar al
wilde ik destijds het niet toegeven, vanaf het begin al vond ik de behoeften van Vita
overweldigend. Onze dochter was een huilbaby, en dat bedoel ik letterlijk: ze huilde
de hele dag.

De enige momenten dat ze niet huilde was wanneer ik haar wiegde, zodat ik al snel
de hele dag niets anders deed. Ik schafte zelfs een waterdichte draagzak aan. Een
vreselijk ongemakkelijk ding, dat ik desondanks elke dag braaf aantrok om te kunnen
douchen zonder mijn baby neer te zetten. Zo kon ik tenminste de gedroogde, zure

moedermelk uit mijn huidplooien soppen, zonder mezelf schuldig te voelen over
Vita’s hysterie omdat ik haar tien seconden in haar wipstoeltje zette.
Ik veroordeelde andere moeders omdat ze hun baby's in kinderwagens rondreden
terwijl die van mij spinnenwebben stond te vergaren onder het trapgat. En omdat zij
hun kind ‘giftige’ flesvoeding gaven. Ik weet nog steeds niet hoe ik ooit zo irritant heb
kunnen zijn. ‘Jij bent met de fles grootgebracht, en je bent toch ook kerngezond?’

Mijn moeder zei het zachtjes, terwijl ze in elkaar gedoken toekeek hoe ik Vita voor
de veertiende keer in een half uur aan het voeden was. Ik zuchtte alleen maar. Ik
was veel te druk bezig om mijn tepel precies in de juiste hoek van de lippen van mijn
baby te wurmen. Wat wist zij er nu helemaal van. Hetzelfde ging op voor het: ‘Huilen
is goed voor haar longetjes, lieverd’ van mijn buurvrouw. Ze had dan wel vijf
kinderen grootgebracht, maar de tijden waren toen nog heel anders. Daarbij wilde ik
het niet horen. Ik kon het geluid van Vita’s huilen gewoonweg niet verdragen. Ze was
nog zo klein!

Voordat onze baby een maand oud was, waren mijn man en ik bijna sektarische
attachment parents geworden. Hoewel, als ik eerlijk ben, het kwam vooral uit mijn
koker. We droegen haar de hele dag rond in huis, ik voedde op verzoek en ‘s avonds
kropen we met zijn drieën in wat nu ons ‘familiebed’ was. Kort gezegd deden we
alles om maar aan Vita’s kleinste behoefte tegemoet te komen, zodat ze later een
stabiele persoonlijkheid zonder hechtingsproblematiek zou worden.

Wanneer sommigen van onze vrienden of familieleden vraagtekens begonnen te
zetten bij het co-slapen, de duur daarvan, of de manier waarop ik opsprong bij elke
zucht uit Vita’s mondje, had ik altijd de onvermijdelijke kernwoorden in de aanslag:
intimiteit, vertrouwen, verbondenheid, intuïtie en hechting. Precies de termen waarop
ik bleef hameren toen mijn man begon te opperen dat we misschien eens moesten
proberen om Vita – ze was een jaar oud – ‘s avonds in haar eigen bedje te leggen.

‘Ik dacht dat je het met me eens was dat dat onnatuurlijk is?’ wierp ik hem voor zijn
voeten. ‘Als we zo snel mogelijk reageren op Vita’s behoeften voelt ze zich veilig!’
Nu denk ik: had ik maar wat meer naar zijn argumenten geluisterd. Dan hadden we
waarschijnlijk bij een middenweg uitgekomen waar Vita, en wij, nu veel meer baat bij
zouden hebben. Maar ik was niet te stoppen.

Mijn verlangen naar een veilig gehecht kind grensde aan obsessief. Nu denk ik: was
ik niet een veel betere moeder geweest als ik wat meer tijd voor mezelf had
genomen? Maar destijds hield ik me daar niet mee bezig. Het enige wat belangrijk
was, was dat Vita zou opgroeien tot een gelukkige, goed aangepaste volwassene.
Zonder de onzekerheden waar ik, haar moeder, mee worstelde. Dat zou haar in
staat stellen om allerlei dingen te doen die ik niet had gedaan. Een jaar highschool volgen bijvoorbeeld, of openlijk voor groepen durven spreken. Alle schade die het
doorgeven van mijn ‘neurotische’ genen haar eventueel zou kunnen berokkenen,
zou worden geneutraliseerd door mijn niet aflatende liefde en aanwezigheid.

Tegen de tijd dat Vita zes maanden oud was, was ik een compleet wrak. Ik woog
tien kilo minder dan voor mijn zwangerschap, mijn haar viel met bossen uit, mijn
ogen zonken steeds dieper in mijn kassen en mijn rug deed pijn van het
voortdurende dragen.

Maar het allerergste is dat ik nu zie wat een slechte dienst ik mijn dochter heb
bewezen met deze manier van opvoeden. Zo leerde Vita was niet om zichzelf te
kalmeren. Ze was zo gewend aan een snelle reactie van mij, dat haar eigen
frustratie en honger zenuwslopend voor haar waren. Toen ze een jaar was, had ze
waarschijnlijk los kunnen lopen, maar ze durfde mijn hand niet los te laten. Vallen
was geen optie voor haar, en het duurde drie maanden voordat ze het aandurfde om
haar eerste losse stapjes te zetten.

Ik was ondertussen bijna kromgegroeid en voelde een voortdurende inwendige boosheid, wat me ook nog eens een schuldgevoel ten opzichte van mijn man bezorgde. Ik had het hem niet kwalijk kunnen nemen als hij me in die fase de wacht had aangezegd, nu ik erop terugkijk.
Alles zou beter worden als Vita naar school zou gaan, dacht ik toen nog. Dan zou ze
vanzelf wat zelfstandiger worden, en zou er ook weer meer ruimte komen voor mijn
rol als vrouw en partner.

Die gedachte bleek helaas iets te optimistisch. De overgang van voortdurend bij mij zijn naar groep 1 werd een nachtmerrie. Ieder kind huilt wel eens bij het afscheid nemen, maar meestal zijn ze je vergeten zodra je de deur uit bent. Vita niet. Ik werd minimaal drie keer per week gebeld door de juf, omdat mijn dochter na een uur nog steeds hysterisch om haar moeder riep en niet te handhaven was. Haar verlatingsangst was buitensporig. Overdag, maar ook ‘s nachts.

Mijn verlangen om zoveel mogelijk van mijn eenmalige moederschap te genieten
veranderde in een nachtmerrie. Ik probeerde aan al Vita’s behoeften te voldoen,
maar daarmee negeerde ik de noodzaak om gezonde grenzen te stellen. Als gevolg
daarvan, lijkt het alsof ze nog steeds met klittenband aan me vastzit. Alsof ze denkt
dat ze niet zonder mij kan overleven. Niet alleen voor mij, maar voor iedereen die
met Vita te maken heeft. Te beginnen met mijn man.

Het is een wonder dat hij nog bij me is. Ik begrijp het soms zelf niet eens, want hij
heeft behoorlijk wat moeten verduren. Er bestond heel lang niet zoiets als tijd voor
ons samen. Een nachtje weg? Vergeet het maar. Ik was al bijna vergeten hoe het
was om hem te omhelzen zonder een kind dat tussen ons ingeklemd lag, en het is
overbodig om te benadrukken dat zo’n zeldzame knuffel al helemaal niets met sex te
maken had.

Nu Vita elf jaar is, slaapt ze – meestal – niet meer tussen ons in. Maar nog steeds
neemt ze meer ruimte in dan normaal zou zijn in de dynamiek van ons gezinsleven.
Alles draait om haar, ook in haar eigen ogen. En er is maar weinig ruimte voor de
behoeften van een ander.

Inmiddels denk ik: het beste dat je voor de hechting en het welzijn van je kind kunt
doen, is zorgen dat de relatie van zijn of haar ouders goed blijft. Maar dat is dus juist
het gedeelte dat ik ondergeschikt heb gemaakt. Alles moest wijken voor Vita, we
waren alleen nog maar in dienst van haar. Nu proberen we de stukjes weer bij
elkaar te rapen, onder andere door onze avondjes uit die we zo ongeveer heilig
hebben verklaard. Spaarzame momenten waarin we weer leren luisteren naar
elkaars dromen, wensen en behoeften. Waarin we weer man en vrouw leren zijn.

Op die avondjes is er een verboden onderwerp: Vita. Natuurlijk houden we zielsveel
van haar, maar doordat we nooit grenzen hebben gesteld, Vita hebben laten
kennismaken met teleurstelling of eisen aan haar gedrag hebben gesteld, is ze niet
het meest makkelijke kind om mee te leven.
Eerlijk gezegd: ze is een draak.

Ik zie het in haar omgang met vriendinnen ook, ze is weinig empathisch, op het
narcistische af. Ik maak me zorgen hoe dit later moet, als ze een relatie krijgt. Het
hechten zal dan misschien geen probleem opleveren, maar het houden zal wat
lastiger worden zolang zij zichzelf als het middelpunt van het universum blijft zien.

Attachment parenting heeft echt zijn goede kanten. Maar ik raad het alleen aan als je
absoluut niets anders te doen hebt. Geen baan, geen huishouden, geen sociaal
leven, geen andere kinderen te verzorgen en geen huwelijk of relatie die je in stand
wilt houden. Maar voor mij? Ik vervloek de dag dat ik besloot dat attachment
parenting een goed idee was.’