Tot mijn zevende had ik wat een normale jeugd leek te zijn. We waren een gelukkig gezin dat op leuke vakanties ging, ik zat op hockey en paardrijden en we woonden in een mooi huis. Maar ineens veranderde dat. Van de ene op de andere dag ging mijn vader bij ons weg. Ik herinner me niet veel van de periode vlak daarvoor, behalve dat mijn ouders zulke hevige ruzies hadden dat ik met mijn kussen op mijn hoofd onder mijn deken lag om het geschreeuw niet te hoeven horen.
Ik denk dat dit het startpunt was van de mentale breakdown van mijn moeder. Dat wist ik toen niet, maar nu zie ik hoe ze me langzaam tegen mijn vader opzette en me probeerde te overtuigen van het feit dat hij ons gezin kapot had gemaakt. Hij was er vandoor gegaan met een ‘sletje’ van ergens in de twintig. Zij was nu belangrijker voor hem dan wij, zijn eigen kinderen, vertelde mijn moeder ons keer op keer.
Uiteindelijk wilden mijn broertje en ik zelfs geen contact meer met onze vader. Elke keer als een van ons het over hem had, werd mijn moeder emotioneel en verdrietig, en we wilden haar niet zo zien. Ze zei altijd dat het ‘wij drietjes tegen de rest van wereld’ was, en als we dat beaamden en zeiden dat wij er altijd voor haar zouden zijn, was ze soms even blij.
Toen ik ongeveer negen jaar oud was, werd mijn moeder ineens heel erg fysiek aanhankelijk ten opzichte van mijn kleine broertje en mij. Ik weet nog dat ik blij was met de aandacht. Mijn moeder was nooit het soort vrouw geweest die ons op schoot nam of een spontane knuffel gaf. Nu was dat anders. Ze nam ons op schoot en likte aan onze oorlelletjes en wangen tot we gierden van het lachen. Het klinkt misschien raar, walgelijk zelfs, maar als ik erop terugkijk denk ik dat we ervan genoten. Het voelde als een vorm van verzorging. Speciale aandacht die alleen voor ons, haar kinderen, bestemd was.
Ze probeerde het ineens ‘gezellig’ te maken. Daarom mochten we voortaan bij haar slapen, samen in haar tweepersoonsbed. Zij in het midden, met een van ons aan elke kant.
Ik herinner me dat ik op een avond in bed lag en de gewaarwording van een hele intense droom had. Het gevoel was zo hevig, dat ik er wakker van werd. Op dat moment merkte ik dat mijn moeders hand tussen mijn benen lag en me aanraakte bij mijn ‘plassertje’. Ik begreep het op dat moment niet, maar later realiseerde ik me dat ik op het punt stond om een orgasme te krijgen.
Het enige wat me is bijgebleven is dat ik bevroor.
Ik had de drang om weg te rennen en te blijven rennen maar ik weet nog dat ik, heel praktisch, geen idee had waar ik heen kon gaan. Ik had mijn pyama aan en het was koud. Waar moest ik slapen? De volgende ochtend deed ik alsof er niets was gebeurd. Ik had het vast gedroomd. En als dat niet zo was, had mijn moeder vast geslapen en niet in de gaten gehad wat ze deed. Het was een beschermingsmechanisme, omdat de realiteit te groot was om te kunnen bevatten.
Er waren ook andere dingen. Zo was ik bijvoorbeeld vaak verkouden en mijn moeder stond erop mijn temperatuur rectaal op te nemen. Ik voelde me ongelooflijk ongemakkelijk, maar ik durfde niet tegen haar in te gaan. De enige keer dat ik dat wel deed, was ze weer verdrietig geworden.
Wanneer ik mijn grenzen aangaf en zei dat ik iets niet wilde, begon ze te mokken en te pruilen. Dan moest ik wel honderd keer vragen wat er was voordat ze überhaupt weer wat tegen me zei. Ik denk dat ik ongeveer elf was toen ik die pruilende mond zo zat werd dat ik binnensmonds mompelde wat een ‘kloteleven’ ik had. Mijn moeder hoorde dat en werd ontzettend boos. Ze trok al mijn kleren uit mijn kast, propte wat in een weekendtas en zei dat ik in de auto moest stappen.
Zwijgend zat ik naast haar terwijl ze met een verbeten gezicht naar een achteraf weggetje ergens tussen de weilanden reed, op ongeveer een half uur van ons huis. Het begon al te schemeren toen ze stopte en me ijzig aankeek. Ik moest uitstappen, zei ze, en een andere moeder zoeken. Want: ‘ik had toch zo’n kloteleven bij haar’? Toen ik weigerde uit te stappen, ik was totaal verstijfd, stapte ze zelf uit, rukte het portier aan mijn kant open en trok me aan mijn pols uit de auto. Vervolgens gooide ze de weekendtas naast me en reed weg. Ik rende een paar seconden achter haar auto aan, maar ze versnelde. Uiteindelijk gaf ik het op. Ik ging op de weg zitten en begon te snikken. Dat was het moment dat ze achteruit reed. Ze draaide haar raampje omlaag en zei dat ik weer in kon stappen. Ze zou me nog een laatste kans geven om ‘mijn houding te verbeteren.’
Vanaf dat moment ging ik nooit meer tegen haar in.
Sinds ik me kon herinneren, praatte mijn moeder heel expliciet met me over seks. Ik was nog niet eens ongesteld toen ze me vertelde dat er een ‘kunst was om een orgasme met een man te hebben.’ Al snel dwong ze me te kijken hoe ze masturbeerde. Ze kocht veel te volwassen, zwart kanten ondergoed ondergoed voor me, dat ik aan moest als we gingen slapen. Ik was toen tien jaar. Mijn broertje sliep ondertussen op zijn eigen kamer. Als ze masturbeerde probeerde ze me over te halen om mee te doen. Als ik aarzelde kietelde ze me, raakte mijn borstjes aan en sloeg op mijn billen alsof het allemaal heel grappig was.
Jarenlang besefte ik niet dat wat me overkwam, seksueel misbruik was. Als kind weet je alleen wat er met jou gebeurt, er is geen referentiekader. Ik wist dat seks iets geheimzinnigs was, en ik cultiveerde het idee dat dit normaal was. Dat iedereen dit in het geheim deed. Ook doordat mijn moeder zei dat ik haar speciale kleine meisje was, en dat moeders zo laten zien hoeveel ze van hun kinderen houden.
En toen, van de ene op de andere dag, stopte het. Althans: het fysieke misbruik. Misschien omdat ik ouder werd. Ik ging naar de middelbare school en begon mijn eigen leven te leiden met vrienden waar ik de meeste tijd doorbracht. Net als mijn broer zorgde ik ervoor dat ik zo min mogelijk thuis was, maar nog steeds sprak ik met niemand over wat me was overkomen. Zelfs niet met mijn eigen broer. Om de een of andere reden dacht ik dat ik de enige was die ten prooi was gevallen aan mijn moeders bijzondere vorm van ‘liefde’.
Ik had een aantal vriendjes van mijn eigen leeftijd, en een hoop rare ideeën rond seks, maar ik vond niet de woorden om er met iemand over te praten. Ik heb heel lang mijn eigen seksualiteit in twijfel getrokken. Als tiener vond ik meisjes aantrekkelijk. Ik voelde me altijd aangetrokken tot mannen, maar ik associeerde plezier met vrouwen, en daar voelde ik me dan weer vies en smerig over. Het is zo ingewikkeld. De gebeurtenissen die ik als kind heb moeten meemaken, hebben me seksueel gevormd. En mijn enige kennis van seks was als iets stiekems en smerigs.
Pas toen ik in de twintig was, besefte ik dat ik mishandeld was. Ik ontwikkelde een eetstoornis, want daardoor had ik het gevoel dat ik de controle over mijn leven had. Een gevoel dat ik als kind en puber nooit had gekend. Toen ik eenmaal op mezelf woonde en geen gezamenlijke maaltijden meer waren, sloeg ik door. Ik werd al snel ‘bang om te eten’ en liep elke dag minstens tien kilometer.
Ik denk dat het op dat moment een ontsnapping voor me was, maar uiteindelijk stortte ik in. Ik was fysiek en mentaal op, en heb op aanraden van mijn huisarts uiteindelijk de stap naar een psycholoog gemaakt. In eerste instantie dacht ik dat ik een tijdje zou gaan en vast en vrij zou zijn. Nu begrijp ik dat dit een levenslang proces zal zijn. Toen ik heel voorzichtig mensen om me heen begon te vertellen dat mijn moeder me seksueel had misbruikt, stuitte ik op ongeloof. Niet dat ze dat met zoveel woorden zeiden, maar ik denk dat mensen psychologisch zo in elkaar zitten dat ze willen we geloven dat vrouwen verzorgers, zijn en dat ze hun kinderen zullen beschermen. Ik denk ook dat dat de reden is dat niet veel mensen praten over misbruik door hun eigen moeder.
Het ergste is misschien wel dat ik nog steeds dolgraag een moeder hebben. En ik zou graag goede vriendinnen willen hebben. Ik heb wel een paar vriendinnen die ik via mijn werk ken, maar het blijft aan de oppervlakte. Ik weet niet hoe ik een echte verbinding moet maken, en misschien ben ik er onbewust ook wel bang voor. Daarom heb ik ook geen relatie, ik kan er niet tegen als mensen te dichtbij komen. Voor mijn broer is dat gelukkig anders. Hij woont inmiddels samen, maar ik weet nu dat hem ook bepaalde dingen zijn overkomen. Hij worstelde ook heel lang. Daar kwam ik achter toen hij probeerde zelfmoord te plegen voordat hij twintig was. Dat was het startpunt waarop we met elkaar begonnen te praten. Gelukkig gaat het inmiddels goed met hem, we hebben een goede band al is het soms ook pijnlijk om elkaar te zien. We delen zoveel verdriet.
Inmiddels is mijn moeder overleden. Ze kreeg een agressieve vorm van kanker en was binnen een paar maanden ‘weg’. Tot op haar sterfbed hebben we nooit over de situatie gesproken, maar ik heb haar wel vlak voor ze stierf verteld dat ik haar vergaf voor wat er was gebeurd in mijn jeugd. Dat deed ik ook echt, omdat ik weet dat ze ziek was. Je kunt niet geestelijk gezond zijn en tegelijk een kind, laat staan je eigen kind, seksueel misbruiken. Toch voelt het alsof ik me moet verontschuldigen wanneer ik zeg dat ik mijn moeder niet haat.
Je zou denken dat het misschien als een bevrijding voelde toen ze overleed, maar diep van binnen wil ik soms niets liever dan alleen maar mijn oude moeder terug. Ik hoopte altijd dat ze op de een of andere manier beter zou worden, en ik heb nog steeds zulke goede herinneringen aan haar voordat het misbruik begon. Nog steeds als ik ergens een moeder en een dochter gearmd zie lopen of zie koffiedrinken op een terras, begin ik te huilen, ongeacht waar ik ben.’
Image by Enrique Meseguer from Pixabay
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen.