Heidi Benneckenstein (25), ontworstelde zich zes jaar geleden aan de neonazi scene waarin ze opgroeide.
Heidi
‘Ik zie mezelf nog lopen: een klein witblond meisje met strak ingevlochten vlechtjes. Naast me liep mijn oma. We waren boodschappen aan het doen, en fluisterend wees ze me op de mensen die er ‘Joods’ uitzagen. Joden waren, zo vertelde mijn oma, donkere, gemeen uitziende mensen met grote neuzen die hebberig en egoïstisch zijn.
Ik ben opgegroeid in een neonazi-gezin. We woonden in een klein dorpje in de buurt van München. Ik heette toen nog geen Heidi, maar Heidrun. Een echt Germaanse naam. Net als mijn ouders en drie zussen was ik een aanhanger van Hitlers nationaalsocialisme.
Wie bij ons thuis langskwam had geen vermoeden van mijn vaders opvattingen. Er hingen geen hakenkruisvlaggen in de woonkamer. Alleen de boeken die als onschuldig werden beschouwd stonden in de woonkamer. De andere lagen in de kelder. Biografieën van nazikopstukken bijvoorbeeld. Anders dan je misschien zou denken waren we geen buitenbeentjes in het dorp: mijn vader was een douane ambtenaar die aanzien had. Naar de buitenwereld was hij sociaal en dol op feestjes. En iedereen vond mijn moeder aardig.
Toch was het bij ons onderling nooit echt gezellig. Ik ben opgevoed volgens de waarden van het Derde Rijk: discipline, gehoorzaamheid en fanatiek patriottisme.
Parallel Universum
Mijn ouders zijn gescheiden en ik heb geen contact meer met mijn vader, maar dat vind ik niet erg. Ik heb geen liefdevolle herinneringen aan hem: hij was een strenge, harde man.
Als ik te luidruchtig de trap af kwam, moest ik voor straf tien keer zachtjes de trap op en af lopen. Maakte ik ruzie met mijn zusjes, dan moesten we doodstil in de hoek staan tot we sorry wilden zeggen. Mijn vader gedroeg zich alsof wij niet zijn dochters waren, maar soldaten die hij kon commanderen. Hij maakte van alles een strijd: Wie dekte de tafel het beste? Wie rent het hardst? Het ging altijd om presteren, triomf of schaamte.
Als kind leefde ik in voortdurende angst dat er oorlog zou uitbreken. Mijn vader wakkerde mijn angst aan. Als ik hem vroeg of het mogelijk was dat er oorlog uitbrak, zei hij dat dat inderdaad elke dag zou kunnen gebeuren, omdat er tussen Duitsland en de geallieerden geen echt vredesverdrag was gesloten en de Tweede Wereldoorlog nooit officieel was beëindigd. ‘In feite,’ zei hij, ‘kunnen de Amerikanen elk moment toeslaan.’ Ik lag nachtenlang wakker, me af te vragen wat er met onze zou hond gebeuren en droomde over vallende bommen, uitgebrande huizen en uitgehongerde mensen.
Pas toen ik naar school ging, kreeg ik het idee dat het er bij ons thuis anders aan toe ging dan bij anderen. We leefden eigenlijk in een soort parallel universum. Engels was een verboden taal en als ik of een van mijn zussen Polen ‘Polen’ noemden omdat we dat op school hadden geleerd, kregen we straf. Wij moesten Oost-Pruisen zeggen. Van McDonald’s tot Coca-Cola, mijn ouders wezen alle Amerikaanse producten van de hand. Spijkerbroeken waren verboden. Als kind droeg ik uitsluitend dirndls en handgebreide truien en sokken.
Mijn vader leerde ons van kleins af aan dat de politie, de autoriteiten en de ‘linksen’ onze vijand waren. Mijn moeder was een stuk milder. Zij was eigenlijk niet zo extreem rechts. Waarom ze een man als mijn vader trouwde? Omdat ze halsoverkop verliefd op hem werd. Liefde maakt blind. Mijn vader is hard en autoritair, maar ook heel charmant en charismatisch. Zijn racistische ‘grappen’ liet mijn moeder stilzwijgend over zich heenkomen. Toch had ik met mijn moeder, anders dan met mijn vader, wel een hechte, warme relatie.
Nazi Elite
Het doel was om ons op te voeden tot neonazi’s. Niet de asociale skinheads, maar de nazi-elite. Daarom werd ik als kind naar een speciaal zomerkamp gestuurd.
Ik was zeven toen ik voor het eerst op kamp ging met de Heimattreue Deutschen Jugend (HDJ), een extreemrechtse jeugdbeweging die was gebaseerd op de Hitlerjugend, en die inmiddels is verboden.
Liedjes uit het Derde Rijk
In het begin vond ik het kamp best leuk. De meisjes leerden er koken, naaien en kruiden zoeken en de jongens mochten speerwerpen, boksen en wachttorens bouwen. Ook was er elke dag een knutseluurtje. Ik herinner me nog die keer dat we Duitsland met de grenzen van 1937 moesten figuurzagen uit een stuk triplex.
Naarmate de tijd vorderde veranderde de sfeer. De regels en de kampleiders werden steeds strenger. Er werd ons geleerd dat de politie onze vijand was en tijdens een van de kampen werden ik en de andere kinderen ’s nachts gewekt. Er werd ons verteld dat de geheime politie het kamp was binnengevallen en we kregen de opdracht om de bossen in te vluchten. Toen we op een open plek aankwamen, bleken er helemaal geen agenten te zijn. Er stond alleen een varkenskop op een stok, besmeurd met ‘bloed’ gemaakt van ketchup. Dat was grappig bedoeld, maar ik was doodsbang.
In de ochtend moesten we buiten oefeningen moesten doen in de kou. Wanneer je niet gehoorzaamde, werd je door de leiding uitgescholden, moest je push-ups doen of werd je zelfs geslagen.
Als op school werd gevraagd wat wij in de zomervakantie hadden gedaan, zei ik altijd dat ik naar een padvinderskamp was geweest. Thuis leerde ik precies wat ik tegen mensen buiten ons eigen gezin kon zeggen en wat niet. Ik dacht dat mijn ouders me vertrouwden en dat die geheimen ons verbonden.
Gewelddadig
Ik was vijftien toen ik me uit mezelf aansloot bij de jongerenafdeling van de extreemrechtse politieke partij NPD. Ik was destijds behoorlijk fanatiek en soms zelfs gewelddadig. Zo heb ik een keer klappen uitgedeeld aan een linkse fotografe. Ik vind het nog steeds moeilijk om erover te praten. Maar ik kan het niet mooier maken dan dat het is: destijds verachtte ik mensen die andere ideeën hadden.
Kebabmoorden
Op mijn achttiende begon ik steeds meer vraagtekens te krijgen bij mijn manier van leven. Dat kwam onder andere door het bekend worden van de zogenaamde ‘Kebabmoorden’ waarbij acht Turkse en een Griekse snackbarhouder werden vermoord door de NSU, de Nationalsozialistischer Untergrund, ook een extreemrechtse groepering. Iets anders dat mijn wereldbeeld deed wankelen was toen ik een keer in de trein werd geholpen door asielzoekers. Zij schoten me te hulp toen ik werd lastig gevallen door een stel jongens, en dat maakte zoveel impact.
Verraadster
Ik begon steeds meer te twijfelen over de ideeën waarmee ik was opgegroeid.
Op mijn vijftiende al had ik besloten ik dat ik niets meer met mijn vader te maken wilde hebben. Ik realiseerde me dat ik hem nooit meer zou zien, en het liet me volledig koud.
Maar pas toen ik Felix – inmiddels mijn man- leerde kennen via wederzijdse kennissen, begon ik me echt af te zetten tegen de nazi-ideologie. Met Felix kon ik praten over alle dingen die doodgezwegen werden. Hoe vrouwen werden behandeld, biivoorbeeld.
Aanranding kwam vaak voor in het extreemrechtse milieu. De mannen hielden elkaar de hand boven het hoofd. Hun kameraadschap wordt als belangrijker gezien dan het welzijn van de meisjes en vrouwen.
Eerder kon ik dat soort onderwerpen nooit aanroeren: wie in het neonazi milieu ook maar iets in twijfel durft te trekken of bekritiseert, is meteen een verrader. Felix woonde in Dortmund en als songwriter Flex trad hij op op rechtse rockconcerten. Hij werd echter uit de gemeenschap gegooid, omdat hij ook wel met ‘linksere’ neonazi’s omging. Samen verhuisden we naar München, waar we een goed contact kregen met onze buitenlandse buren. We waren toen al zover dat we mensen met een andere afkomst niet meer als vijand zagen.
Maar omgaan met andere mensen was nog niet genoeg om echt te ontsnappen aan mijn neonazi verleden. Ik was bijvoorbeeld al zo lang Holocaustontkenner, dat het idee dat de Holocaust een leugen was diep in mijn brein verankerd zat. Het was het laatste stukje nazi-ideologie dat nog bij me was achtergebleven. Ik heb mezelf echt gedwongen onderzoek te doen, daarvoor vertelde mijn vader me allerlei samenzweringstheorieën waar ik als kind in geloofde, maar nu moest ik aan mezelf toegeven dat ik het volledig verkeerd had en dat die gruwelijke massamoorden onder bevel van Hitler wel hebben plaatsgevonden.
Bedreiging
Ik moest een heel nieuw leven beginnen en lijk in niets meer op de persoon die ik vroeger was. Ik kan nu echt niet meer begrijpen hoe ik me destijds heb gedragen. Daarbij is de rechtse scene echt een soort sekte; ze laten je niet zomaar los. Zo is er een keer een groot swastika op onze muur geverfd met de woorden: ‘We krijgen je nog wel!’
‘Wir schaffen das’
Felix werkt tegenwoordig in een dropout-programma voor neo-nazi’s, want de scène is nog steeds enorm levend in Duitsland, zeker nu met de problematiek rondom vluchtelingen. Ik werk inmiddels als kleuterleidster. Langzaamaan maken we deel uit van de normale samenleving en dat voelt goed. We doen niet geheimzinnig over ons verleden, maar het komt ook niet bij elk oppervlakkig contact ter sprake. Onze zoon is pas een jaar, te jong om hem te vertellen over mijn jeugd. Maar als de tijd daar is zal ik hem op zijn eigen niveau vertellen hoe ik ben opgevoed. Mijn moeder is een liefdevolle oma. Ze heeft nog wel wat rechtse ideeën zoals over asielzoekers, maar die wijt ik meer aan het generatieverschil. Ze is lang niet zo extreem als mijn vader en we kunnen gewoon met elkaar praten over hoe we de dingen zien. We hebben een normale moeder-dochter band.
Met mijn beide oudere zussen heb ik al jaren geen contact meer. De oudste woont inmiddels weer bij mijn vader en met de ander heb ik nooit kunnen opschieten. Nu hoeft dat ook niet meer. Mijn jongste zusje van vijftien zie ik nog regelmatig. Zij woont bij mijn moeder. Ik zie ze niet supervaak, maar als ik langsga is het gezellig.
Thuis praten Felix en ik natuurlijk wel eens over de huidige vluchtelingenproblematiek. Bijvoorbeeld als Merkel zegt: ‘Wir schaffen das’. Ik hoop van harte dat dat echt zo gaat zijn, en dat het goed gaat komen met de vluchtelingen die hier nu zijn.’
Heidi schreef een boek over haar jeugd. Een Duits meisje ISBN: 9789029525756