Artikelen

Zoë: ‘Ik ben geen trotse vegan meer. Nu ben ik een stiekeme vleeseter.'”

Zoë: ‘Ik ben geen trotse vegan meer. Nu ben ik een stiekeme vleeseter.’

Je hoort wel eens dat mensen vrienden verloren als ze vegetariër of ‘erger’ nog, vegan worden. Sterker nog, ik heb zelf regelmatig gesprekken gevoerd met vriendinnen en collega’s over hoe bizar mensen kunnen reageren. De afkeurende blikken, de domme vragen en bijna vijandige verhoren….ik heb het allemaal meegemaakt.

Ik pareerde de ‘vleeseter inquisitie’ zoals ik het noemde van mijn familie en vrienden altijd met zoveel mogelijk engelengeduld als ik op kon brengen, en degenen die me na mijn herhaaldelijke uitleg nog niet wilden of konden begrijpen? Daar nam ik afscheid van. Het leek een klein offer, omdat ik trots was op mijn vegan lifestyle en die niet onder stoelen of banken wilde steken.

Maar nu is dat anders. Deze keer ben ik niet open over mijn keuze. Ik ben geen trotse vegan meer. Nu ben ik een stiekeme vleeseter.

Ik ben model, en de meeste mensen met wie ik werk en uit mijn persoonlijke sociale kringetje, zijn veganistisch of op zijn minst vegetarisch. Daarom eet ik vlees in het geheim. Ik begon ermee in november vorig jaar, en ik heb er zelf soms ook nog steeds moeite mee. Het idee om op een dood dier te kauwen, maakt me nog steeds onpasselijk als ik er echt over nadenk, maar meestal block in die gedachte door steeds opnieuw te herhalen dat het om mijn gezondheid gaat.

Tot voor kort at ik alleen kip en kalkoen, biologisch uiteraard. Maar laatst toen ik mijn menstruatie had, kreeg ik ineens een enorme craving naar biefstuk. Ik kocht een klein biefstukje, uiteraard van een grasgevoerde, biologische koe. Gewoon om het te proberen. Ik had verwacht dat het me tegen zou staan, maar ik schaam me om toe te geven dat ik niet alleen de biefstuk verorberde als een uitgehongerd roofdier, maar vervolgens ook het achtergebleven bloed en vleessap op mijn bord gretig opdepte met een stukje brood.

Het is ongelofelijk conflicterend, en ik worstel er zelf ook nog elke dag mee. Ik heb respect voor de dieren die mijn lichaam geven wat het nodig heeft. Daarom eet ik alleen vlees van een dier waarvan ik zeker weet dat het een goed leven heeft gehad, maar ik weet zeker dat mijn vriendinnen me niet zouden begrijpen en me slap zouden vinden. Want, goed leven of niet, welk dier wil er nu dood?

Hoe meer ik als jonge puber leerde over hoe onze eetcultuur werkt, over hoe dieren worden grootgebracht in gruwelijke omstandigheden en hoe de productie van dierlijke eiwitten bijdraagt aan het broeikaseffect, hoe meer het eten van vlees me begon tegen te staan, totdat ik op mijn vijftiende besloot vegan te worden. Het voelde goed. Schoon. Wat ik at, lag in de lijn met wat ik geloofde.

En dat is heel lang zo gebleven.

Maar een jaar of twee geleden begon er iets te veranderen. Ik voelde me voortdurend moe, en uit onderzoek bleek ik dat ik last had van chronische bloedarmoede. Verder had ik last van slapeloosheid, migraine en kon mijn lichaam om de meest vreemde momenten ineens opblazen als een ballon. Ik kon bij wijze van spreken ‘s ochtends een broek in maat 36 aantrekken die ruim zat in de taille, en die een paar uur later met geen mogelijkheid meer dicht krijgen. Meer dan een jaar lang probeerde ik alles, binnen het veganistische kader, om mijn fysieke toestand te verbeteren en fitter te worden, maar niets hielp. Ik was doodmoe, depressief en had een kop vol watten. Ik wilde me dolgraag weer sterk en geaard voelen, maar ik wist niet hoe.

En toen begon ik te merken dat mijn lichaam een eigen leven begon te leiden.

Het begon te hunkeren naar ‘slechte’ dingen. Naar vlees. Vroeger keek ik altijd lichtelijk verontwaardigd als ik uit eten was en naast me bestelde iemand die een biefstuk of nog veel erger, lamskoteletjes. Ik vond die mensen primitief, en eerlijk gezegd; minder ontwikkeld dan ikzelf.

Nu begon ik een andere reactie op te merken. Verstandelijk gezien walgde ik nog steeds van het idee, maar ik begon ook bijna letterlijk te kwijlen bij de geur en aanblik van vlees. De impuls om zalm te bestellen in plaats van een salade met quinoa in mijn favoriete restaurant, was soms zelfs overweldigend.

Aanvankelijk dacht ik: ‘Ik zal wel een tekort aan mineralen hebben. Of misschien heb ik meer geconcentreerde eiwitten nodig. Ik at meer zeewier, noten, en zaden en groene groenten om mijn ijzerniveau op te krikken. Ik was ervan overtuigd dat dat het enge hunkeren naar vlees een halt toe zou roepen. Ik probeerde alles, terwijl ik het hunkeren niet alleen voor mezelf onderdrukte, maar het ook verborg het voor mijn omgeving. Ik schaamde me er zelfs voor. In plaats daarvan koos ik voor eiwitrijk plantaardig voedsel en vermeed ik suiker. Alles in een poging om mijn lichaam de voeding te geven waarvan ik dacht dat het erom vroeg.

Ik heb het meer dan een jaar geprobeerd, maar het werkte niet. Ik schaamde me dood. Als ik het goed zou doen, als ik een goede vegan zou zijn,  zou ik die verlangens niet hebben. Toch?

Uiteindelijk ging ik naar een voedingsdeskundige die allerlei testen deed waaronder een stoelgangtest, een bloedtest en een ademtest. Ook liet ze een voedingsdagboek liet bijhouden.Na een maand kwam ik op mijn afspraak voor de evaluatie. Ze had de oplossing voor mijn problemen, zei ze.  De pijn, de migraine, het opgeblazen gevoel: alles. Ik vond het geweldig, en was ondertussen bereid om zo ongeveer alles doen. En toen sprak ze de uitgerekend de woorden die ik niet had verwacht. Die ik niet wilde horen.

‘Ik denk dat het heel veel kan schelen als je een kleine hoeveelheid vlees gaat toevoegen aan je dieet.’

Oh. Shit.

Mijn voedingsdeskundige vertelde me dat ik een te sterke groei had van bacteriën in mijn dunne darm die mijn problemen veroorzaakten, en dat mijn bloedsuiker zo hoog was dat ik pre-diabetes had. Koolhydraten veranderen in suiker als ze in het lichaam worden afgebroken en ik at dagelijks dingen als rijst en zoete aardappel…beiden enorme koolhydraatbommen. Gedurende een bepaalde periode mocht ik geen koolhydraten in de vorm van groenten en fruit eten. Vaarwel, koolraap en pompoen. En vaarwel fruit, waaronder mijn favoriet: bananen.

Uitvinden dat ik pre-diabetes had, was een enorme wake-up call. Als ik door zou blijven eten zoals ik deed, maakte ik mijn lichaam kapot. ‘MAAR ….DE DIEREN?! dacht ik. Was het niet enorm egoïstisch van me om me op mijn eigen gezondheid te concentreren?

Ik was ziek van schuldgevoel, alleen al omdat ik overwoog weer vlees te gaan eten.

En nu wilde mijn voedingsdeskundige dat ik mijn dieet minstens zes maanden lang beperkte tot elke vorm van vlees, een paar groenten en een aantal geconcentreerde shakes die ze speciaal voor mij samenstelde.

Ik was echt ernstig in conflict met mezelf, maar na nog een paar weken doorsukkelen en zelfs een keer weggestuurd te worden van een shoot omdat ik er slecht uitzag en knallende koppijn had, besloot ik het ten einde raad maar een keer te proberen.

Omdat het idee van op vlees kauwen te heftig voor me was, begon ik met een kop kippenbouillon van de Toko. Het rook verrassend goed. Aarzelend nam ik een slokje. En nog een. Het was heerlijk. Ik dronk de kop leeg alsof het water was, en ik kreeg niet lang daarna een vreemd soort energie. Niet het soort dat ik krijg van Cola of koffie, dat me altijd wat opgefokt maakt, maar een rustig soort energie, een die de hele avond door mijn lijf zinderde. Een paar dagen later zocht ik de schoonste kalkoenborst uit die ik kon vinden, en maakte een salade. Dat kleine stukje kalkoen was echt ingrijpend. En dan doel ik me op de manier waarop ik me voelde nadat ik het op had.  Het voelde als een medicijn waarvan ik niet wist dat ik het nodig had.

Het weinige vlees dat ik at, had een enorm effect. Mijn klachten verminderen. Ik sliep beter, had de hele dag meer energie en mijn lichaam blies niet meer op. Maar ik voelde me zo schuldig. Ik was veganistisch omdat ik om dieren gaf en het milieu, en dat gooide ik zomaar overboord voor mijn eigen gezondheid. Maakte mij dat geen slappeling?

Wat ook meespeelde, was dat ik wist – wéét – dat sommige van mijn vriendinnen en collega’s me enorm zullen veroordelen. Die zullen denken, en zéggen, want echt een blad voor hun mond nemen ze niet, net zoals ik vroeger, dat ik mijn moraal overboord heb gegooid. En dat ik ze met geen mogelijkheid duidelijk kan maken dat dat niet zo is. Dat ik nog steeds geef om de planeet, en om dierenwelzijn, en dat ik me soms nog steeds een mislukkeling voel, en minstens een enorme hypocriet wanneer ik als een dief in de nacht een avondwinkel in en uit sneak voor een kilo kippenvleugels, die ik vervolgens in mijn eentje ga zitten opknagen nadat ik ‘voor de bühne’ een verantwoorde vegan maaltijd heb verorberd.

Ik weet ook dat ze niet zullen begrijpen dat sommige cravings je lichaam vertellen wat het nodig heeft, omdat ik ook altijd dacht dat dat alleen maar een excuus was, een teken van zwakte. Inmiddels sta ik daar enigszins anders tegenover: Ik geloof dat mensen gewoon een diersoort zijn. En dat sommige dieren andere dieren moeten eten om een gezond functionerend lichaam te hebben, terwijl dat voor anderen niet opgaat. Wanneer ik afstem op mijn lichaam in plaats van mijn gedachten, hoor ik maar een ding: mijn lichaam zegt ‘ja’. Door vlees te eten voelt het zich goed. Sterk. En het wil meer.

Mijn gedachten duiken echter nog regelmatig op en proberen die overweldigend positieve lichaamssensaties te onderdrukken. Vooral door het dubbelleven dat ik nu nog leidt, en wat ik vreselijk vind. Ik verberg de waarheid voor mijn hele sociale kringetje, en dat voelt niet goed. Het is vermoeiend en ik ben elke dag bang dat ik per ongeluk door de mand val, maar waar ik ook bang voor ben is om uitgekotst te worden door mijn sociale omgeving en zelfs door sommige opdrachtgevers. Want wat er onvermijdelijk lijkt te gebeuren wanneer levenskeuzes dermate uiteenlopend worden, is dat de dingen die je vroeger deelde (misselijk worden bij het ruiken van vlees, verontwaardigd tegen elkaar roepen dat je wel een onmens moet zijn om een schattig kuikentje of een lieve koe op te kunnen eten) nu een wig zullen drijven en voor veroordelingen zullen zorgen.

Natuurlijk weet mijn familie inmiddels wel dat ik soms weer vlees eet, maar zij zijn de enige. Mijn werk en sociale leven spelen zich af op een totaal andere plek, dus in feite leid ik twee levens.

Google leerde me laatst trouwens dat uit een Brits onderzoek bleek dat 37 procent van de vegetariërs wel eens vlees heeft gegeten nadat ze hadden gedronken, en dat 34 procent daarvan toegeeft dat ze regelmatig naar een stukje vlees grijpen als ze een slok teveel op hebben. Ik heb zelfs even overwogen mijn beste vriendin dronken te voeren. Wie weet zou ze voor de bijl gaan en kon ik haar een hamburger of chicken wing slijten waardoor de drempel mijn geheim op te biechten lager zou worden, maar dat ging me toch wat te ver.

Daarbij: laatst las ik een stuk over de backlash op Ellen Degeneres, die zo ongeveer een postergirl was voor veganisten en die nadat ze toegaf eieren te hebben gegeten van de ‘gelukkige kippen’ van haar buren, een groot deel van de veganistische gemeenschap over zich heen kreeg in de vorm van Facebook-berichten en blogs waarin ze zo ongeveer dood werd gewenst. ‘Is dat nou mededogen en empathie?’ dacht ik. Want dat is waar vegan zijn voor mij voor stond. Staat.

Ik begin zelfs steeds meer te beseffen dat dat mededogen er niet alleen moet zijn voor dieren, maar ook voor mensen. Ja, ook voor mijzelf. En ik realiseer me ook dat ik door zo stiekem te doen over mijn nieuwe dieet, ik bijdraag aan de vijandige voedselcultuur die veel mensen gevangen houdt. Dezelfde eetcultuur die van overgewicht een misdaad maakt, en die van eten wat je lichaam nodig heeft en waar het om vraagt, een moreel dilemma.

Toch heb ik nog niet echt het lef gevonden om open en eerlijk te zijn. Ik hoop dat ik in de toekomst de moed kan vinden om mijn angst voor het oordeel vanuit mijn omgeving opzij te zetten. Dat ik gewoon mezelf kan zijn: Iemand die van dieren houdt, die begaan is met het milieu, maar die ook voor haar eigen gezondheid wil zorgen en daarom op een verantwoorde manier af en toe vlees eet.’